Spelregels

Een aantal spelregels is in het zaalvoetbal anders dan bij veldvoetbal. Je hieraan houden en er slim gebruik van maken is natuurlijk belangrijk. Hieronder de meest opvallende. Check onderstaand filmpje om de belangrijkste regels te leren. Daaronder worden de belangrijkste regels nog eens in tekst uitgelicht.

4 seconden

Iedere keer dat de bal uit het spel is, heb je 4 seconden om het spel te hervatten. Dit is het duidelijkst bij vrije ballen, corners en intrappen. Meestal gaat de tijd pas in vanaf het moment dat de bal op de lijn of of de goede plek ligt. Hier vóór kan je dus soms nog wat tijd pakken als dat nodig is! De scheids geeft soms ook aan hoeveel seconden je nog hebt, door met zijn vingers opzichtig te tellen. De 4 secondenregel geldt ook voor keepers bij een keeperbal, dus zorg ervoor dat je keeper snel de bal kwijt kan. Leg de bal ook altijd stil. Rollende ballen leiden meestal tot vrije ballen voor de tegenstander.

5 meter

Bij een vrije bal, corner of intrap moeten de verdedigers op 5 meter afstand staan. De scheids fluit er meestal voor als je je hier niet aan houdt. Ook kan je gele kaarten krijgen als je herhaaldelijk binnen 5 meter gaat staan.

Voet niet in het veld

Bij een intrap of corner mag je standbeen niet volledig in het veld staan. Op de lijn mag wel. Als je rechtsbenig bent en de bal rechtsachterin het veld in moet brengen, dan is dat dus lastig, aangezien je je voet naast de bal wil hebben. Probeer dan een linkspoot de bal te laten nemen, of punter de bal het veld in. Of train wat harder op je linkervoet.

Eerst eruit dan erin

Bij zaalvoetbal mag je continu doorwisselen. Wisselen moet meestal voor de bank waar je op zit (officieel staan er haaks op de zijlijn twee strepen waartussen je mag wisselen). De speler moet eerst het veld verlaten, voordat de wissel erin mag. Anders sta je immers met 6 man op het veld. Wissel alleen als jouw team balbezit heeft. Dit is niet echt een regel, maar meer een ongeschreven wet. Als er één verdediger even wegvalt, dan ontstaat er direct een overtalsituatie! In het zaalvoetbal zijn die nogal gevaarlijk.

Keeper

Een keeperbal wordt altijd ingeworpen. Dit mag onderhands en bovenhands. Bij een keeperbal moet je de bal buiten het 6 metergebied aannemen. Net als op het veld mag de keeper een getrapte terugspeelbal niet in zijn handen nemen. Een kopbal mag dus wel. Het aantal keren dat je mag terugspelen is ook beperkt. Nadat een speler de bal krijgt van de keeper (bijvoorbeeld bij een keeperbal), dan mag de bal niet meer terug naar de keeper. Raakt de keeper dan wel de bal aan, dan is het een indirecte vrije bal op de plek waar de keeper hem aanraakte. Vroeger was het zo dat de bal ook over de middellijn kon voordat de keeper hem weer mocht aanraken, tegenwoordig is dat alleen als een tegenstander de bal heeft geraakt. In het algemeen wil je de keeper zo min mogelijk bij het spel betrekken. Als de keeper over de middellijn is echter, dan mag hij meedoen als een veldspeler. Dit kan handig zijn als je in de laatste minuten risico's wilt nemen.

Van achteren aanvallen

Meestal fluit een scheids af als iemand van achteren wordt aangevallen (dit varieert nogal per scheids!). Maak hier gebruik van door - als je even niet meer weet wat je met de bal moet doen - je kont erin te draaien en de tegenstander in je rug te hebben. Hij kan dan in principe nooit bij de bal.

Slidings

Je mag alleen een sliding maken wanneer er geen gevaar is voor zowel je eigen speler als de tegenstander. Dit beoordeelt de scheids. Als je je sliding niet inzet richting een speler, dan mag het meestal wel. Wanneer je op de grond zit, ligt of op je knieën zit, mag je de bal niet aanraken als er iemand anders in de buurt is. “Zitvoetbal” noemen ze dat dan.

Kaarten

In de zaal heb je - net als bij veldvoetbal - gele en rode kaarten. Bij een gele kaart moet de betreffende speler direct 2 minuten gaan zitten op de strafbank. Er ontstaat dan dus 2 minuten lang een overtalsituatie. Als het team met 5 man binnen 2 minuten scoort, dan mag het team direct weer aangevuld worden met een speler. Rode kaarten zijn zeldzaam, maar komen helaas ook voor in zaalvoetbal. Als een speler rood krijgt, moet hij de zaal verlaten en zijn team speelt dan 5 minuten met zijn vieren. Je krijgt dan ook een boete. Ook als er gescoord wordt. Na 5 minuten mag het team weer aangevuld worden. Bij een tweede gele kaart (en dus rood) geldt de 2 minutenregel, maar moet de speler wel de zaal verlaten.

Regels (n.a.v. gehoorde opmerkingen/fabeltjes)

Voordeel bestaat wél in de zaal. Je mag ook gewoon van eigen helft scoren.

De volledige regels voor zaalvoetbal zijn hier te downloaden: LINK